interview> Jonge Dichter des Vaderlands debuteert met 'Xenomorf'
Jens Meijen: 'Het is naïef om te denken dat poëzie iets verandert'
Jonge Dichter des Vaderlands Jens Meijen debuteert met Xenomorf. Doorheen de bundel worstelt de auteur met klimaatopwarming, politiek, taal en de positie van het lyrische ik in een stervende wereld.
Er gaat een grote bekommernis uit van deze verzameling gedichten. Meijen schetst een somber toekomstbeeld, dat zich evenzeer laat voelen in beschrijvingen van het verleden en heden. Hoogtechnologische snufjes passeren op dezelfde versregels als apocalyptische oerkrachten, en de ik-verteller is nu eens geïsoleerde millennial, dan weer een met een alomvattende natuur. De dichter weeft dit 74 pagina’s lang tot een organisch geheel en vindt tegelijk net poëzie in de dissonantie.
Jens Meijen: 'Eigenlijk is de bundel in twee delen tot stand gekomen. De eerste versie zag er heel anders uit en was meer gericht op het persoonlijke, terwijl de tweede versie veel meer naar de buitenwereld kijkt. Ik ben eraan begonnen in 2016, heb toen vrij snel geschreven en ben dan heel veel blijven bijschaven.'
Is dat hoe je altijd te werk gaat?
'Eigenlijk wel, ja. Meestal is het er in één keer uitgekotst. (lacht) Dan zie ik erna wel wat ik ermee doe. Na de verkiezingen dit jaar keek ik opnieuw naar die bundel en dacht ik: "Wat ben ik hiermee toch aan het doen?" Ik kreeg een soort verantwoordelijkheidsgevoel.'
'De dolfijnen zouden ons uitlachen als de situatie niet zo schrijnend was'
'Het is natuurlijk heel naïef om te denken dat poëzie iets kan veranderen. Aan de andere kant kan poëzie wel mensen veranderen, die op hun beurt de politiek kunnen veranderen. Vandaar dat ik het ook niet níét kon doen. Ik denk dat ik me schuldig zou voelen als ik me daarvan zou afschermen. 'Nutteloos’ is niet het juiste woord, maar een soort van navelstaarderigheid. En daar kan ik absoluut niet tegen, ook bij andere mensen niet.’
Wat is de rol van de jij-figuur?
'Oh boy. Hoeveel uur heb je nog?'
'Jij landschap gebloemschikt naar mijn adem/ Jij xenomorf' eindigt het titelgedicht.
'Ik heb lang getwijfeld om dat toch maar te schrappen, want het is best wel pathetisch. Toch werkt het, omdat het een kwetsbaarheid weergeeft. Ik vind het ook wel een mooie zin hoor, ongeacht wat er achter zit.’
'Tegelijk is de relatie tussen de ik- en de jij-figuur helemaal niet het punt is van de bundel. Zeker in de eerste versie vond ik het afleiden van de essentie. Maar het is aan de hand van de ik-jij relatie dat er meer ontstaat. Iets dat verder gaat dan gewoon twee personen.’
In Puinsonnetten schrijf je: 'Kijk, ik kan blijven opsommen/ Maar oplossingen bied ik niet.'
'Ik besefte eigenlijk op een gegeven moment dat ik aan het schrijven was over wat er allemaal mis was, maar wat doe je eraan? Dat is het probleem dat je nu hebt met de klimaatverandering. Als individu kan je weinig doen. Je kan gaan protesteren met duizenden mensen, en er gebeurt nog niets.’
'Ik schrijf veel over tijdreizen en alternatieve werkelijkheden. Heel de temporele dimensie van de klimaatcrisis is dat je eigenlijk een limiet moet plaatsen op onze beschaving en het leven. Gaan we überhaupt nog bestaan over 100 jaar? De laatste tien jaar is dat besef doorgedrongen, dat de tijd dringt. We zoeken naar het punt waarop het allemaal is misgegaan. Misschien daarom dat dat verlangen naar het verleden zo vaak terugkomt in de bundel.’
Het toekomstbeeld van de zee die opnieuw het land opslokt, komt ook enkele keren terug. Ik lees er bijna een verlangen in naar dat moment.
'Het is misschien gemeen om te zeggen, maar eigenlijk verdienen we het wel. De dolfijnen zouden ons uitlachen, als het niet zo schrijnend was. Wij zijn het niet die het gaan voelen, onze kinderen wel.’
Die primitieve krachten koppel je dan aan het hypermoderne. Zo ook de cover. Hij roept tegelijk associaties op met vroege levensvormen als de science-fiction van bijvoorbeeld Alien.
'Ja, de cover is gemaakt door de ontwerpster Anneka Robeyns. Als aanwijzingen gaf ik enkel de bundel zelf en “iets wat heel hard het contrast uitspeelt tussen digitaal en iets primitiefs of fossiels”. Ze heeft er een fantastisch 3D-effect aan gegeven.’
'Samuel Beckett heeft me bij Humo binnen gekregen'
'De tijdslijn wordt eigenlijk in één beeld, één associatie zo hard uitgerekt naar een soort onbepaalde, ongelooflijk verre toekomst terwijl dat fossiel tegelijk zo oud is. Verder kan je niet teruggaan en toch nog een beeld hebben. Het lijkt een soort traphal waarin je kan afdalen. Daar is de bundel ook veel mee bezig: afdalen in de eigen gedachten en iets zoeken, zonder dat je weet waar je naar op zoek bent.’
Naast Jonge Dichter des Vaderlands werk je aan een doctoraat en ben je actief bij Greenpeace, Humo en De Morgen. Is voortdurend schrijven de manier waarop je afdaalt in die ‘eigen gedachten’ en waarop je aan zingeving doet?
'Natuurlijk. Mijn doctoraat gaat over hoe in een existentiële crisis dictators een gemeenschappelijke toekomst creëren. Daarnaast werk ik als assistent en moet ik studenten begeleiden. Dat vind ik oprecht fijn: andere mensen helpen met de zingeving die je zelf niet helemaal kan vinden.’
'In het zesde middelbaar las ik Becketts Wachten op Godot. Verschrikkelijk. Ik kon dat gewoon niet aan als zeventienjarige. Maar het was ook wel heel bevrijdend. Als niets uitmaakt, kan je eigenlijk eender wat doen. Waarom niet gewoon solliciteren voor iets waarvan je denkt dat je het toch niet zal krijgen? Samuel Beckett heeft me bij Humo binnen gekregen. (lacht) Ik solliciteerde, want ik had toch niets te verliezen. Dat is dan toevallig allemaal in zijn plooi gevallen. Als ik dat niet gedaan had, was ik misschien zelfs nooit aan schrijven begonnen.’