analyse> 'Binnen geraken is één ding, een diploma halen een ander'
Een diploma hoger onderwijs is bijna erfelijk
Het hoger onderwijs moet een lift zijn voor sociale mobiliteit. Maar sinds de jaren 2000 lijkt die stilgevallen: wie je ouders zijn, bepaalt steeds meer je diploma. Het beleid hinkt achterop.
In de jaren 2000 stopte plots een belangrijke evolutie. Tot dan toe kregen meer jongeren met laagopgeleide ouders elk decennium een diploma hoger onderwijs. Tussen 2000 en 2010 daalde dat aandeel terug, van 28 naar 22% (zie grafiek). Een democratiseringsgolf stierf uit.
Het doet vragen rijzen: wat is er plots veranderd? En komt er beterschap? Voor de jaren 2010-2020 ziet de evolutie er alvast evenmin positief uit. Het aandeel jongeren met een laagopgeleide moeder dat verder studeert is quasi constant gebleven sinds 2008, meldde Statistiek Vlaanderen deze zomer. En het is geweten dat zij minder kans hebben om hun opleiding af te maken.
De vooropleiding
Op zoek naar oorzaken, komen experts meestal terecht bij de vooropleiding: kinderen uit lage-inkomensgezinnen kiezen vaker voor technische of beroepsrichtingen, aldus Mieke Van Houtte, professor onderwijssociologie aan de UGent. 'Het begint zelfs al in de kleuterklas, waar kinderen uit kwetsbare milieus een achterstand opbouwen', stelt ze.
'Het is niet aan de universiteit alleen om te compenseren'
Dylan Couck, bestuurder Vlaamse Vereniging van Studenten
Daardoor zijn de kaarten op voorhand al geschud: al voor hun achttiende is de toegang tot het hoger onderwijs versperd. Van tso naar aso veranderen blijkt bovendien erg moeilijk.
De rol van leerkrachten hierin valt niet te onderschatten: zij begeleiden hun leerlingen in hun leerproces en op beslissende keuzemomenten. Ingrijpen in de lerarenopleiding is bijgevolg nodig, stelt Luc De Schepper, oud-rector van de UHasselt.
'Het is gemakkelijk de bal terug te kaatsen'
Maar wat kan het hoger onderwijs doen aan oorzaken binnen de vooropleiding die ze zelf niet in de hand heeft? 'Het is niet aan de universiteit alleen om daarvoor te compenseren', vindt Dylan Couck, bestuurder Onderwijs bij de Vlaamse Vereniging van Studenten. 'Zij kan dat ook niet. De universiteit kan bijvoorbeeld wel onderzoeksmatig in kaart brengen hoe het momenteel staat met de competenties in het secundair onderwijs en daarmee rekening houden.'
De universiteit kan actief rekruteren in het secundair onderwijs
Van Houtte is het daar niet meer eens: 'Het is gemakkelijk de bal terug te kaatsen: het hoger onderwijs wijst de vinger naar het secundair onderwijs, die op haar beurt wijst op het basisonderwijs als de plaats waar het al misliep, waarna het basisonderwijs de schuld steekt op het kleuteronderwijs.'
Zo kan de universiteit actief rekruteren in het secundair onderwijs, waarbij ze de idee dat 'hoger onderwijs niet is voor mensen zoals wij' wegwerkt, aldus Van Houtte.
Aan het IQ ligt het niet
Het blijft een feit dat zelfs als die jongeren een aso-richting hebben gedaan en doorstromen naar het hoger onderwijs, dat hun kans op slagen half zo groot is als die van kinderen afkomstig uit meer welgestelde gezinnen. Het ligt dan niet meer aan studiekeuze, maar waaraan wel?
'Dan krijg je het nature-nurture-debat', zegt Dylan Couck. Want als kinderen van hoogopgeleide ouders het systematisch beter doen in het hoger onderwijs, dan zijn er mensen die beweren dat het vooral een kwestie van genetica is.
Zelf wijst Couck evenzeer op de verschillen naargelang de secundaire school: afstuderen aan de ene school met 80% houdt niet per se dezelfde competenties in als afstuderen aan de andere school met hetzelfde percentage. Er zijn verschillen tussen het niveau waar scholen voor zorgen.
Van Houtte staat vrij sceptisch over aanleg als hoofdverklaring. Wanneer in analyses rekening wordt gehouden met bekwaamheid, blijkt dit doorgaans weinig uit te maken voor de vastgestelde sociale verschillen. Hoogopgeleide ouders geven immers veel meer door dan enkel genen.
'IJkingstoetsen versterken het elitaire idee van de universiteit'
Mieke Van Houtte, professor onderwijssociologie (UGent)
Denk bijvoorbeeld aan normen en waarden die aansluiten op die van de universiteit. Daardoor aarden kinderen van hoogopgeleide ouders sneller in een universitaire context, terwijl jongeren uit kansengroepen geconfronteerd worden met een veel nieuwer sociaal milieu. Dat vergt een groot aanpassingsvermogen.
Van Houtte wijst dus vooral naar structurele drempels voor jongeren uit lage klassengezinnen. 'Het feit dat er bijvoorbeeld cursussen academisch taalgebruik worden aangeboden, erkent dat er een andere taal wordt gesproken naargelang sociaal milieu. Maar het gaat verder dan taal.'
IJkingstoetsen
Van Houtte is geen fan van toelatingsproeven of ijkingstoetsen, omdat die het elitaire idee van de universiteit versterken, zegt ze. Ook De Schepper benadrukt dat kinderen uit lage klassengezinnen zwaarder tillen aan de resultaten van zo'n proeven.
'De bijkomende financiële bezorgdheden wegnemen is de boodschap'
Dylan Couck, bestuurder Vlaamse Vereniging van Studenten
'Zij zijn vaak pioniers: de eerste van hun familie die verder gaat studeren', stelt Van Houtte. 'Dat brengt grote onzekerheid met zich mee over de eigen capaciteiten, een onzekerheid die een toelatingsproef of ijkingstoets kan verergeren.'
Kinderen die daarentegen minstens één hoogopgeleide ouder hebben, relativeren een tegenvallend resultaat van de toelatingsproef of ijkingstoets meer. Daarnaast hebben zij de middelen om zich bij te laten spijkeren door een begeleider.
'Veel dieper dan het financiële alleen'
Couck ziet wel de voordelen in van een ijkingstoets: ze tonen waar een student staat. Maar dat volstaat niet: we moeten de focus ook op andere aspecten leggen, vindt hij, zoals de financiële barrières tot hoger onderwijs. Volstaan studietoelagen bijvoorbeeld wel? En wat met opleidingen die duurder zijn dan andere? 'De bijkomende financiële bezorgdheden wegnemen bij de student zodat deze zich volledig kan focussen op zijn studies, is de boodschap', aldus Couck.
Op dit moment is er geen overkoepelend beleid tussen alle hoger onderwijsinstellingen
'Maar het gaat veel dieper dan het financiële alleen', werpt Van Houtte tegen. Kinderen die terechtkomen in een context erg verschillend van die van hun gezin, moeten zich zelfstandig een weg banen aan de universiteit. Ze hebben thuis niemand om op terug te vallen die weet wat 'verder studeren' is. Daarnaast vervreemd je van je eigen herkomst, terwijl je sociale contacten aanknoopt met studenten uit een andere sociale context.
Studietrajectbegeleiders, diversiteitsbeleid en speciale statuten bieden een oplossing. Maar ook facultaire initiatieven zoals studentenverenigingen, PAL-, buddy- en mentorprojecten helpen studenten hun weg te vinden aan de universiteit.
Geen overkoepelend beleid
Op dit moment is er geen overkoepelend beleid tussen alle hoger onderwijsinstellingen, noch binnen de KU Leuven zelf, stellen de experts. Maar dat is misschien juist goed: elke universiteit en hogeschool, zelfs elke faculteit, heeft haar specifieke context. Wat werkt in de hoofdstad, doet dat niet per se in West-Vlaanderen.
'Door COVID-19 is er opeens wel aandacht voor sociale ongelijkheid in het onderwijs'
Mieke Van Houtte, professor onderwijssociologie aan de UGent
Zo zegt De Schepper dat sociale ongelijkheid zeker aan de UHasselt een werkpunt is en zal blijven, aangezien 30% van de 18-jarigen in Limburg op dit moment een migratieachtergrond heeft - Nederlanders niet meegeteld. In 2030 zal dit percentage gestegen zijn met 10%. Dat heeft consequenties, want momenteel lukt het moeilijk om hen op de universiteitsbanken te krijgen.
Laptop volstaat niet
COVID-19 zal de kloof tussen kinderen uit hogere en lagere sociale klassen alleen maar doen toenemen. Niet iedereen heeft een stille studieplek of een persoonlijke computer - dat geldt voor zowel het secundair als het hoger onderwijs. Door de lockdown hebben sommige studenten bovendien hun studentenjob verloren: een ramp voor wie daarmee zijn studiekosten betaalt.
Van Houtte benadrukt nogmaals dat het materiële niet doorslaggevend is: 'Door COVID-19 is er opeens wel aandacht voor sociale ongelijkheid in het onderwijs, maar met alleen een laptop ter beschikking stellen is het probleem niet opgelost.'