INTERVIEW PETER LIEVENS

Peter Lievens is kandidaat-rector: 'Een onderwijsvrije zomer is beter voor iedereen'

Vicerector Peter Lievens komt aanstaande verkiezingen op voor de positie van rector. Na Tine Baelmans is hij zo de tweede kandidaat die naar buiten komt. 'De topprioriteit is de werkdruk drastisch verlagen.'

Gepubliceerd Laatst geüpdatet

'De ontwikkelingen binnen de universiteit en de maatschappij vragen om een sterk beleid', zegt professor in de kwantumfysica Peter Lievens. 'Uiteraard moeten we verder bouwen op wat we de laatste jaren hebben gerealiseerd, maar de uitdagingen zijn niet te onderschatten. Ik zou daar graag verantwoordelijkheid in nemen. En ik zou dat willen doen als rector.'

Lievens stond acht jaar geleden als decaan zij aan zij met huidig rector Luc Sels, toen zij in de Academische Raad samen het verzet tegen Rik Torfs aanvoerden. Na Sels' overwinning in de rectorverkiezing van 2017 tegen Torfs, nam hij Lievens op in zijn rectorale ploeg. Daar zorgde hij als vicerector Internationaal Beleid de voorbije acht jaar voor een verdubbeling van het aantal internationale studenten.

Voor Lievens is de worp naar het rectorschap een weg van lange adem geweest. Twaalf jaar geleden achtte hij de stap nog te vroeg, vier jaar later liet hij de kans aan Luc Sels, die het pluche voor twee termijnen bezet hield. 'Maar waar de universiteit nu nood aan heeft? Misschien wel aan mij. Ik vind het een voorrecht om aan deze universiteit te kunnen werken en ik denk dat ik de uitdagende functie van rector goed zou kunnen uitoefenen.'

U wil verder bouwen op wat de voorbije jaren al gerealiseerd is. Welke eigen accenten wilt u leggen? 
Peter Lievens: 'De topprioriteit is de werkdruk drastisch verlagen. Als we kijken naar tevredenheidsenquêtes bij het personeel doen we het over het algemeen best goed, maar op vlak van work-life balance kleuren die bloedrood. Dat collega's ervoor kiezen om hard te werken is uiteraard geen probleem, maar wanneer het moet, om dringende dossiers toch maar op tijd af te kunnen werken, is dat onaanvaardbaar.'

'Dat betekent dat we voor ons administratief en technisch personeel moeten inzetten op heldere functieomschrijvingen, haalbare taken­pakketten en loopbaanpaden die voldoende groei toelaten. We moeten het recht op deconnectie bovendien daad­werkelijk realiseren. Bij de professoren moeten we dan weer werk maken van gedifferentieerde loopbanen zodat bijvoor­beeld ook onderwijsinspanningen echt veel meer gewaardeerd worden bij een promotie of een evaluatie.'

'Daarnaast is administratieve vereen­voudiging iets wat al jaren meegaat, maar dat moet meer zijn dan een slogan. Daarom zou ik een vicerector graag de expliciete opdracht geven om zich met dit thema bezig te houden. Wij zijn zo'n complexe organi­satie geworden dat het overzicht soms ontbreekt. Die complexiteit moeten we reduceren in overleg met alle betrokkenen.'

Waar kan er meteen gesnoeid worden? 
'Om één voorbeeld te noemen: we hebben op dit moment heel veel verschillende personeels­statuten met heel wat bijkomende aanstellingsprocedures. Dat zorgt voor zo'n kluwen dat onze overigens uitstekend werkende personeelsdienst in sommige situaties zelfs externe consultancy nodig heeft om er wijs uit te worden. '

'Een ander belangrijk instrument is een herindeling van het academiejaar. Op dit moment lopen opeenvolgende academie­jaren in elkaar over (door het samenvallen van herexamens met de administratieve opstart van het nieuwe academiejaar, red.) wat enorme problemen met zich meebrengt voor iedereen.'

'Er zijn nog altijd te veel goede onderzoekers die niet kunnen doen waar ze goed in zijn omdat ze uit de boot vallen'

'Het uitgangspunt van die herindeling moet een onderwijsvrije zomer zijn voor iedereen. De laatste examenherkansing valt dan ergens in het begin van de zomer. Facultaire administraties kunnen zich zo voorbereiden op het nieuwe academiejaar en de instroom van nieuwe studenten, professoren kunnen zich bezighouden met onderzoek zonder nog examens te moeten afnemen en studenten hebben tijd om te ontspannen of een studentenjob uit te oefenen.'

De studenten waren wel geen voorstander toen Sels met een gelijkaardig plan op de proppen kwam. Hoe wilt u hen nu wel overtuigen? 
'Overtuigen vind ik niet het juiste woord. We moeten in de eerste plaats het gesprek aangaan met de studenten. Dat doen we op basis van een aantal principes en die lesvrije zomer van een zestal weken is daar een van. Daar zitten ook voor studenten heel wat voordelen in. De concrete invulling kan trouwens verschillen van opleiding tot opleiding.'

Universiteiten klagen al jaren over een onderfinanciering met een hoge student-staff ratio tot gevolg. Zal administratieve vereenvoudiging voldoende zijn om de werkdruk te verlagen, of zijn er ook meer middelen nodig? 
'Uiteraard zal iedere rector de vraag naar meer middelen hoog op de agenda zetten, maar in heel wat andere Europese landen worden universiteiten geconfronteerd met stevige besparingen. Dat is voorlopig nog niet het geval in Vlaanderen, maar we kunnen waarschijnlijk niet rekenen op extra middelen. Laten we dus slim omgaan met wat we hebben. Door processen eenvoudiger te maken en ons te richten op wat echt telt, kunnen we efficiënt werken zonder onnodige druk op mensen te leggen.'

Het Vlaams regeerakkoord is ook niet bijster positief voor internationalisering in het hoger onderwijs, nota bene uw beleidsdomein de voorbije jaren. 
'Inderdaad, de mogelijke beperking in de financiering van internationale studenten kan een herverdeling van middelen betekenen die negatief uitvalt voor een erg geïnter­nationaliseerde universiteit als de onze. Maar in het regeerakkoord is er bijvoorbeeld ook sprake van inzetten op kennismigratie, dat is bij uitstek iets waar wij een bijdrage aan kunnen leveren.' 

'Het is in ieder geval niet de bedoeling om onze inspanningen op het vlak van inter­nationalise­ring terug te draaien, maar net te consolideren. Veel groei zit er hoe dan ook niet meer aan te komen. De voorbije acht jaar is het aantal internationale diploma­studenten nagenoeg verdubbeld, dat zal de komende jaren niet nog eens gebeuren.'

Ziet u zichzelf bij zulke thema's, maar ook in andere dossiers, een plaats innemen in het publieke debat als rector? 
'Zeker. Er moet wel een groot onderscheid zijn tussen een mening over een algemene maatschappelijke kwestie, en een mening waarbij wetenschappelijke expertise relevant is. Bij dat laatste moeten we de experten aan het woord laten.'

'Het is ontzettend belangrijk dat we alle kennis die hier ontwikkeld wordt niet alleen doceren aan studenten, maar ook delen met heel de maatschappij, en dan nog het meest met mensen die weinig in contact komen met de universiteit. We moeten daarbij wel eerlijk zijn. Wetenschap is zelden honderd procent zeker. Dat betekent natuurlijk niet dat we in het duister tasten. Een stevige bijna-zekerheid is beter dan doen alsof we niets weten.'

Een dossier waar dat ook erg speelde was de Israëlkwestie aan de universiteit. Hoe evalueert u die aanpak, die u zelf mee vorm gaf? 
'Dat is het moeilijkste dossier dat op mijn bureau is terechtgekomen, maar waarbij verdedigbare beslissingen werden genomen. We kijken emotioneel naar dat conflict waar zoveel onrecht gebeurde. Dan helpt het dat je kan terugvallen op een beleidsaanpak die vooraf grondig besproken is.'

'We hebben ons gebaseerd op ethische toetsen door de commissie die in elk dossier grondig is nagegaan of er sprake was van dubbel of militair gebruik of mensen­rechten­schendingen. Zij beslissen hierover voor samenwerkingen met alle inter­nationale partners en hebben dat ook gedaan bij Israëlische instellingen. Bij de partners waar we mee samenwerkten was er geen rechtstreekse betrokkenheid bij mensenrechten­schendingen en dan moeten die projecten kunnen doorgaan.'

'Het is wel zo dat ongeveer de helft van de aanvragen voor samenwerkingen met Israël niet meer worden toegelaten. De andere helft wel, en dan steunen we dat ook als beleid. Ik denk dat we zo op de juiste manier met deze complexe zaak zijn omgesprongen.' 

De KU Leuven werd in een verkiezings­memorandum van de Faculteit Sociale Wetenschappen ook verweten te zeer te kiezen voor een toon die vooral 'solide' of 'degelijk' is – een te 'imagobewuste' aanpak. Is die kritiek terecht? 
'Die kritiek is misschien wel terecht. Al is het een goede zaak dat we als universiteit de reputatie hebben om degelijk te zijn. We zijn daar ook trots op, maar dat sluit niet uit dat we ook wel warm en verbindend werken. Dat de KU Leuven wat afstandelijk zou zijn is voornamelijk ook perceptie. De vraag is hoe je die keert.'

'Een belangrijk focuspunt daarbij is om nog meer aandacht te geven aan sociale rechtvaardigheid, diversiteit en inclusie. We doen dat meer en meer, maar we slagen er nog niet in om dat echt goed aan de buitenwereld kenbaar te maken. Door enerzijds de toegenomen internationa­lisering en anderzijds meer diversiteit in de Vlaamse samenleving zien we steeds meer culturen en religies op onze campussen. Dat is goed, maar vraagt ook aandacht.'

KU Leuven heeft wel de perceptie de meest witte universiteit te zijn. 
'Dat zal in de feiten ook wel kloppen, maar de toekomst moet er anders uitzien. We hebben de voorbije beleidsperiode werk gemaakt van een strategische pijler "inclu­sieve universiteit". Heel wat ambitieuze voorstellen daaruit zijn gerealiseerd, maar nog niet alles. Daarvoor zijn tijd en middelen nodig. We gaan daarin prioriteiten moeten stellen en focussen op acties waarvan we weten dat ze effect hebben.'

U zegt: er is tijd en geld nodig. Tegelijkertijd is er niet meteen zicht op bijkomende middelen, en wil u de werkdruk verlagen. 
'Ik heb al een aantal punten vermeld die zorgen voor minder werkdruk en niet meer geld gaan kosten. Verder is het verschuiven van middelen de enige optie als de hoeveel­heid constant blijft. Dat betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden. In een steeds diversere samenleving betekent diversiteit niet meenemen op termijn markt­aandeel verliezen en dus ook finan­ciering. Maar voor mij gaat het veel verder dan dat.'

'Zo zouden we keuzes kunnen maken in onderwijsinvesteringen. Het consolideren van de vele initiatieven die recent ontwikkeld werden, met bijzondere aandacht voor de ondersteuning van docententeams, is zeer belangrijk. Ook uitdagingen die de opkomst van artificiële intelligentie met zich meebrengen vragen om een antwoord. Maar zware bijkomende investeringen in infrastructuur kunnen allicht wat getemporiseerd worden.'

Een ander thema. Acht jaar geleden plaatste Luc Sels het onderzoeken van basisfinanciering op de agenda bij zijn aantreden. Dat is nu nog niet gerealiseerd. Hoe kijkt u hiernaar? 
'We moeten inderdaad beter gaan kijken naar hoe onderzoeksmiddelen verdeeld worden. Ook dat hoort bij het werk werkbaar maken. Momenteel belandt de financiering niet altijd waar die het meest nodig is. Er zijn nog altijd te veel goede onderzoekers die niet kunnen doen waar ze goed in zijn omdat ze uit de boot vallen. Dat is frustrerend voor hen en slecht voor de samenleving. Daar wil ik iets aan doen.'

'Het verhogen van het inschrijvingsgeld is een optie, maar dan enkel als laatste redmiddel'

'Daarom is het belangrijk om entiteiten waarin onderzoeksgroepen zich organiseren, in de eerste plaats faculteiten en departementen, te versterken en te responsabiliseren om onderzoekers hierin te steunen. Dat kan door het aanleggen van een strategische reserve om wanneer het wat moeilijker gaat ervoor te zorgen dat een onderzoeksgroep toch verder kan gaan, of door meer onderzoeksinfrastructuur te delen en in te zetten op samenwerking met collega's. Een sterke beleidsrol voor faculteiten, en desgevallend departementen en campussen, vind ik trouwens cruciaal voor onze universiteit.' 

Betekent dat dan ook dat u de faculteiten wil versterken door een deel van de centrale middelen naar hen over te hevelen? 
'Dat is een goede vraag. De enige centrale onderzoeksmiddelen zijn de Bijzondere Onderzoeks­financiering (BOF). Je zou daar wel een fractie van kunnen overhevelen zodat faculteiten in een acute nood kunnen voorzien, eventueel in samenspraak met de onderzoeksraad. Maar iedereen bij voorbaat een vaste som geven lijkt me geen goed plan.'

Natuurlijk zijn er ook vormen van basisfinanciering waar voorafgaand al een triage gebeurt. 
'Ja, hoe we het gaan doen, moeten we nog bekijken, maar triage lijkt zeker zinvol.'

Anderzijds wordt ook het schrijven van onderzoeksprojecten als een grote bijkomende last beschouwd. Welke oplossing ziet u daarvoor? 
'Het schrijven van projecten is iets waar je als onderzoeker ook veel voldoening uit kan halen. Natuurlijk, als het een druk wordt en je moet die projecten binnenhalen, dan wordt het te veel. Dat moeten we dus vermijden. Zeker met slaagcijfers die bij sommige oproepen onder de tien procent duiken is dat veel verloren werk. Er zitten dus nog uitdagingen in het systeem waar we een antwoord op moeten bieden.'

Een ander terugkerend onderwerp is de interne verdeling van middelen aan de KU Leuven, die al een tijdje bevroren is. Wil u die herbekijken? 
'Op dit moment heralloceren, zonder bijkomende financiering, zou ik niet doen. Dan gaat er nog meer druk komen op faculteiten die het nu al moeilijk hebben en dat mogelijk niet aankunnen. Wat we wel moeten doen, en wat ook nu al gebeurt, is hier en daar wat optimaliseren.' 

'In ons vrije-instroommodel kan je bijvoor­beeld in een bepaalde opleiding plots ont­zettend veel meer inschrijvingen hebben en dan kom je in de problemen. De weinige budgettaire ruimte die we daar hebben, moeten we dus gericht inzetten.'

Is het verhogen van het inschrijvingsgeld dan een reële piste? 
'Ik denk niet dat het realistisch is om te zeggen dat dit geen optie is, maar dan enkel als laatste redmiddel. Op dit moment ziet het er niet naar uit dat onze budgetten zouden dalen, dan is het ook niet aan de orde.'

Tot slot, wat neemt u het meeste mee uit uw voorbije periode als vicerector? 
'Iets wat voor mij ontzettend belangrijk was, is onze internationale aanwezigheid en vooral dan de samenwerking met het globale Zuiden. Eén initiatief wil ik er graag uitpikken: Global University Academy.' 

'Dat is een samenwerkingsproject met een zeventiental internationale universiteiten met als doel om in vluchtelingenkampen in Afrika of Azië, of op andere plekken in de wereld, tegen 2038 meer dan een miljoen jongeren kwaliteitsvol hoger onderwijs aan te bieden.' 

'We doen dat door programma's te ontwikkelen samen met lokale universi­teiten en docenten die daarvoor worden opgeleid. Op die manier kunnen we als universiteit op wereldschaal een verschil maken, want onderwijs is ook voor die jongeren de sleutel voor een betere toekomst.'

Powered by Labrador CMS