ACHTERGROND ONGELIJKHEID
Meer of minder onderwijsgelijkheid? Wat als de wetenschap het oneens is
Een nieuwe studie zou aantonen dat de onderwijsongelijkheid de voorbije decennia gestegen is. Toch klonk op die conclusie meteen veel kritiek van onderwijsexperts. Wie heeft er gelijk? 'Wetenschappers kunnen het oneens zijn. Het is eigen aan wetenschap dat die feilbaar is.'
Volgens nieuw onderzoek van Pieter-Paul Verhaeghe en Elias Kruithof (VUB) zou de relatieve ongelijkheid in het hoger onderwijs weer gestegen zijn voor mensen geboren na 1975. Na enkele decennia van afnemende ongelijkheid en democratisering van het hoger onderwijs, zitten de relatieve klassenverschillen nu weer op het niveau van 1950, concluderen de onderzoekers.
De kans dat iemand afkomstig uit een arbeidersgezin een masterdiploma haalt was een kleine vier procent voor wie geboren werd voor 1950. Voor de periode tussen 1970 en 1994 is die kans verdubbeld. 'Wanneer we daarentegen kijken naar de generatie geboren na midden jaren '70 stellen we terug een toename vast in de ongelijkheid in de relatieve kansen op het behalen van een bachelor- of masterdiploma', zeggen de onderzoekers, die voor hun studie gebruik maakten van een dynamische interpretatie van sociale klasse.
De studie ligt echter onder vuur van onderwijsexperts. 'Het aantal afgeleverde masterdiploma's is fors toegenomen de voorbije decennia, wat een indicatie is dat meer mensen toegang hebben tot het hoger onderwijs. Toch zien de onderzoekers dat niet als een teken van verminderde ongelijkheid en dat is heel gek', zei professor emeritus onderwijspsychologie en methodoloog Wim Van den Broeck (VUB) in een eerder interview met Veto. 'Je kan uit deze studie absoluut niet opmaken dat de ongelijkheid weer op het niveau zou zitten van 1950.'
(On)gelijker onderwijs
Volgens de onderzoekers werd de democratisering van het hoger onderwijs slechts in beperkte mate veroorzaakt door een grotere onderwijsgelijkheid voor alle sociale klassen, en in toenemende mate door socio-economische verschuivingen in de samenleving. De arbeidersklasse nam immers fors af in aandeel: 'Als er meer mensen in een middenklassegezin geboren worden en zo meer kans hebben op een diploma leidt dat tot een hogere scholingsgraad', zegt Kruithof.
Die redenering klopt niet volgens onderwijsexpert Dirk Van Damme: 'De arbeidersklasse is net enorm afgenomen door een meer open toegang in het onderwijs. Als je dan enkel kijkt naar de verschillen tussen de sociale klassen leidt dat tot een onderschatting van de sociale mobiliteit.'
'Dat we bijna iedereen tot op een bepaald niveau kunnen scholen, is ook een teken van sociale vooruitgang'
Dirk Van Damme, onderwijsexpert
Professor sociologie Wim Van Lancker (KU Leuven) nuanceert: 'Het onderwijs holt vaak socio-economische ontwikkelingen achterna. Er is in onze samenleving nu eenmaal meer vraag naar hooggeschoolde werknemers. Maar dat betekent niet dat de verhoudingen in de samenleving fundamenteel veranderd zijn. De ongelijkheid heeft zich gewoon verplaatst. Een masterdiploma volstaat niet meer voor de topjobs, daarvoor moet je bijvoorbeeld nog een bijkomende opleiding aan een prestigieuze buitenlandse instelling volgen.'
Ook Van Damme erkent dat de ongelijkheid zich voor een deel verschoven heeft: 'Maar dat is ook een teken van sociale vooruitgang. Dat we bijna iedereen al tot op een bepaald niveau kunnen scholen is erg positief. We moeten wel opletten met elk maatschappelijk verschil als een ongelijkheid te duiden. Beleidsmatig is dit ook een zeer slechte boodschap. Nu zend je het signaal dat al de studiebeurzen toch geen zin hebben, en we die dus evengoed kunnen afschaffen.'
De onderzoekers pleiten voor een beleid dat inzet op zowel een hoge onderwijskwaliteit als gelijke kansen: 'Beiden kunnen perfect hand in hand gaan.' Volgens Van den Broeck moet de nadruk niet liggen op de relatieve verschillen tussen sociale klassen: '
Hoge onderwijskwaliteit kan nooit perfect samengaan met gelijke kansen wanneer je gelijke kansen definieert als gelijke uitkomsten. Goed onderwijs komt iedereen ten goede, en vooral zij die van thuis uit minder kansen meekregen. Toch zal je dan nog steeds zien dat er verschillen ontstaan tussen verschillende klassen, onder meer door aangeboren persoonseigenschappen.'
Wetenschap is feilbaar
Onderwijsexperts en sociologen zijn het dus grondig oneens over de interpretatie van de studie, maar hoe kan dat? 'Er gaan altijd veel assumpties vooraf aan een wetenschappelijke studie', zegt professor wetenschapsfilosofie Andreas De Block (KU Leuven). 'De keuze voor welke factoren je gaat meenemen in je analyse en welke niet, bepaalt voor een groot deel hoe je resultaten gaat interpreteren.'
Dat is bovendien nog meer het geval in de menswetenschappen, waar het moeilijker is om factoren te isoleren. De samenleving is continu in beweging en laat zich niet gemakkelijk in een experiment duwen. Dat maakt het lastig om te onderscheiden welke verbanden er nu precies bestaan tussen verschillende fenomenen.
'Dat je data anders interpreteert betekent nog niet dat de ene een charlatan is en de andere een serieuze wetenschapper'
Andreas De Block, professor wetenschapsfilosofie (KU Leuven)
'In een ideologisch geladen debat, waarin je die onderliggende assumpties misschien niet altijd expliciteert zal je dan sneller zien dat er zich twee kampen onderscheiden', zegt De Block. Dat het in dit geval twee verschillende disciplines zijn die in de clinch gaan is bovendien geen toeval. 'Binnen disciplines gelden er ook bepaalde veronderstellingen en die versterken elkaar. Dat zorgt ervoor dat er sneller onenigheid ontstaat tussen vakgebieden dan binnen de eigen bubbel.'
Dat hoeft volgens hem geen probleem te zijn. 'Dat je data anders interpreteert betekent nog niet dat de ene een charlatan is en de andere een serieuze wetenschapper. Het is normaal dat er debat is binnen de wetenschap. Het is belangrijk om te beseffen dat één studie nog geen wetenschappelijke consensus betekent. Wetenschap is feilbaar.'
Bombarie
Toch werd de studie gretig overgenomen in de pers. De Morgen kopte bijvoorbeeld met 'Waar je wieg staat, bepaalt meer dan vroeger of je een universitair diploma haalt'. Ook De Standaard schreef 'Onderwijs weer even ongelijk als voor 1950'. Gingen de media te snel aan de haal met de conclusies van één onderzoek?
'In principe moet je elk feit checken bij een tweede onafhankelijke, betrouwbare bron', zegt professor journalistiek Baldwin Van Gorp. 'Bij wetenschappers gebeurt dat echter te weinig. Journalisten gaan er vaak vanuit dat het onderzoek wel gedegen zal gevoerd zijn en stellen zich daar dan ook geen verdere vragen bij.'
'Je moet niet eerst met veel bombarie de conclusies publiceren en pas later het debat op gang brengen'
Baldwin Van Gorp, professor journalistiek (KU Leuven)
Volgens Van Gorp zijn veel journalisten bovendien te weinig wetenschappelijk geschoold om wetenschappers kritisch te bevragen: 'Als ze berichten over een studie nemen ze er vaak niet de studie zelf bij, maar het persbericht. Daar worden conclusies al snel wat spannender geformuleerd.'
Dat wetenschappers het ook met elkaar oneens kunnen zijn maakt het voor journalisten nog moeilijker om correct te berichten over wetenschapsnieuws. 'Je bent als journalist niet in de positie om te oordelen wie er nu gelijk heeft', zegt Van Gorp. 'Het zou wel interessant zijn om die onenigheden meteen duidelijk te maken aan de lezer.'
Hij pleit dan ook voor terughoudendheid: 'Je moet niet eerst met veel bombarie de conclusies publiceren en pas later het debat op gang brengen. Door meteen de posities van verschillende wetenschappers naast elkaar te plaatsen bied je meer inzicht in hoe onderwijsongelijkheid in elkaar zit. Zo toon je dat het niet gemakkelijk is om dat vast te stellen, maar dat het afhankelijk is van hoe je iets meet.'