longread> Longread. Na de hype, de ontnuchtering: MOOCs kritisch bekeken
Online, gratis hoger onderwijs vertoont (veel) kinderziekten
Nu de hype rond Massive Open Online Courses is gaan liggen, is het hoog tijd voor een kritische evaluatie. Over een mislukte democratisering, gebrek aan interactie en … neokolonialisme.
Eind 2011 biedt Stanford, één van Amerika’s meest prestigieuze universiteiten, een volledig gratis en online lespakket aan: ‘Introduction to Artificial Intelligence’. Maar liefst 160.000 studenten schrijven zich in, 23.000 van hen vervolledigen de online lessenreeks en krijgen een certificaat. De Massive Open Online Course (MOOC) is geboren.
‘Gewoon nóg een voorbeeld van hoe het hoger onderwijs uiteen valt in tijden van het Internet’, schrijft het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic lyrisch. ‘Kennis, in het verleden overgebracht in heel specifieke plaatsen en naar heel specifieke mensen, wordt verspreid op een heel nieuwe manier.’
Kort na het succesvolle Stanford-experiment breekt de MOOCs-rage los. MOOC-platforms, het een al commerciëler dan het andere, worden opgericht en overspoelen de wereld. Twee vooraanstaande Amerikaanse universiteiten, MIT en Harvard, richten EdX op; een non-profit MOOC-platform waar universiteiten wereldwijd gratis MOOCs aanbieden. De twee universiteiten profileren zich als voortrekkers en pompen meer dan 60 miljoen dollar in het project. Andere universiteiten volgen in hun kielzog.
Het blinde enthousiasme voor de MOOCs heeft plaatsgemaakt voor realisme
Zoals dat wel eens gaat met (technologische) nieuwigheden, ontsnappen MOOCs niet aan buzzwords zoals game-changer en disrupter. ‘Zullen MOOCs universitaire diploma's vermoorden?’ vraagt het Britse weekblad The Economist zich in 2013 luidop af. Het uiteindelijke antwoord is ‘nee’, al doet het wel enkele voorspellingen. ‘MOOCs zullen een gigantische impact hebben op plaatsen waar amper toegang is tot hoger onderwijs’, maar ook ‘op dezelfde manier dat mensen eender wat direct online opzoeken, zo zullen ze open en gratis hoger onderwijs verwachten. De MOOCs zijn een voorteken van een grote verandering binnen het hoger onderwijs.’ 'Een uitdaging voor bestaande instellingen', schrijft The Economist. ‘Een leger aan nieuwe online lessen jaagt de traditionele universiteiten de stuipen op het lijf', schrijft ze in een ander artikel.
Direct twee toegevingen: ten eerste kunnen de voortrekkers van de MOOCs er zelfs niet aan doen dat de watchers en pundits hun project met torenhoge verwachtingen hebben opgezadeld. Ten tweede is een evaluatie na vier jaar snel. Niemand weet hoe het hoger onderwijs er binnen twintig jaar zal uitzien en wat de rol van de MOOCs uiteindelijk zal blijken.
Dat neemt niet weg dat het blinde enthousiasme voor de MOOCs heeft plaatsgemaakt voor realisme. In de ontnuchteringsfase blijken beloftes als game-changer, ‘de dood van de universiteit’ en een massale (globale) democratisering sterk overdreven. Het MOOC-sprookje blijkt een complex gegeven met een aantal interessante opportuniteiten, maar evengoed met een aantal serieuze tekorten.
Veel potentieel
MOOCs zijn een interessante onderwijsvorm. Uit studies blijkt dat dit soort afstandsonderwijs zeker niet per se minder goede leerresultaten oplevert dan traditioneel face-to-face onderwijs of hoorcolleges. Hoewel dergelijke studies sterk contextgebonden zijn, zijn MOOCs pedagogisch verantwoord.
Fien Depaepe is docent verbonden aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen aan de KU Leuven. Ze doceert het vak Educatieve technologie en houdt zich onderzoeksmatig bezig met analyses op MOOCs. ‘MOOCs bieden zeker mogelijkheden’, stelt ze. ‘Je kunt een groot aantal studenten bereiken. Het model is ook zeer flexibel voor de ‘lerende’. Je kunt leren waar en wanneer je wil.’
Uit onderzoek blijkt dat MOOCs vooral aantrek vinden bij mensen met een job en 22-plussers
Depaepe wijst erop dat één van de sterkste punten aan MOOCs - op voorwaarde dat die onderwijskundig goed ontworpen zijn - het ‘adaptieve’ karakter is. ‘Bij klassieke hoorcolleges is het principe: er is één manier van onderwijs, die geldt voor alle studenten. Bij MOOCs kan je voor individuele leerpaden kiezen. Als je bijvoorbeeld oefeningen maakt en onder een bepaald niveau scoort, kun je specifieke bijkomende theorie of oefeningen krijgen. Hetzelfde geldt voor lerenden met een beter niveau: je kan direct op een hoger niveau inschakelen.’
Uit onderzoek blijkt dat MOOCs vooral in trek zijn bij mensen met een job en 22-plussers. In het kader van het steeds belangrijker wordende ‘levenslang leren’ bieden MOOCs dus interessante perspectieven. Ook de bedrijfswereld heeft het potentieel ondertussen ontdekt. Wat betreft bijscholen van nieuwe of oude werknemers kan afstandsonderwijs kostenefficiënt zijn en tot degelijke resultaten leiden.
Massaal afhaken
‘Ieder voordeel heb z’n nadeel’, en dat is bij MOOCs niet anders. De flexibiliteit zorgt voor een bijzonder laag percentage van studenten die de cursussen afwerkt. Die zogenaamde ‘completion rate’ duikt vaak onder de 20%, niet zelden onder 10%.
Waarom haken inschrijvers zo massaal af? Uit studies blijkt dat tijdsgebrek een grote rol speelt. Gebrek aan motivatie blijkt eveneens een doorslaggevende rol te spelen, wat vaak voorkomt bij studenten die inschrijven uit oppervlakkige interesse of curiositeit. Nog zo’n belangrijke factor is het ontbreken van interactiviteit en isolatie, alsook het gebrek aan voldoende achtergrondkennis. Toch verrassend is ook de factor van het opduiken van onverwachte kosten zoals een duur handboek. Hoewel verder onderzoek is vereist, blijkt dat een verhoging van interactie (tussen studenten onderling, maar ook tussen studenten en professoren) de completion rates kan verhogen.
Universiteiten zijn voorlopig heel voorzichtig om een geslaagde MOOC te belonen met een credit
Je kunt je er iets bij voorstellen. Thuis of op kot achter je computer online lessen volgen, biedt voordelen wat betreft flexibiliteit, maar is vooral heel moeilijk vol te houden. Buiten de eenzaamheid (alleen is ook maar alleen), is ‘elkaar motiveren’ (wat in real life vaak gebeurt) nauwelijks aanwezig. Afhaken kost geen geld, volhouden levert geen credit op. De uitdaging is dus om de MOOCs zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
De MOOCs zijn tot nu toe te veel een online-versie van het offline onderwijsgebeuren. Het is duidelijk dat een weblecture niet voldoende is om studenten te behouden. Aan de andere kant brengt een verhoging van de interactie veel gedoe met zich mee. Vanuit een pedagogische ooghoek moeten dergelijke ingrepen verantwoord zijn. Aangepaste programma’s en verschillende leertrajecten brengen veel programmeerwerk met zich mee.
Een andere bepalende factor is natuurlijk dat het behalen van een MOOC niet gelijk is aan het behalen van een universitair vak of diploma. Universiteiten zijn voorlopig heel voorzichtig om een geslaagde MOOC te belonen met een credit. Prestigieuze Anglo-Amerikaanse instellingen zijn (terecht) bang voor een devaluering van het diploma. Een inflatie aan diploma’s zou nefast zijn voor de instellingen zelf en gevolgen hebben op weddeschalen op de arbeidsmarkt. Toch wordt, voornamelijk uit financiële redenen, nagedacht over vormen van (credit)diplomering.
De MOOCs hebben trouwens de grote democratisering-verwachtingen niet kunnen inlossen. De idee dat de gratis online lespakketten groepen zouden bereiken die normaal niet van dergelijk onderwijs kunnen genieten, is een illusie. Uit onderzoek blijkt dat het overgrote merendeel van de MOOC-volgers al een diploma heeft.
'Het businessmodel van de MOOCs is een stuk matuurder geworden’
Koenraad Debackere, algemeen beheerder KU Leuven
Ondertussen is de ontnuchtering rond MOOCs in werking getreden. Academici doen wereldwijd onderzoek om de duidelijke problemen waar de MOOCs mee kampen aan te pakken. De MOOC-platforms houden heel nauw het gedrag van elke inschrijver in de gaten: clicks worden bijgehouden om zo door middel van een massa data de profielen en het gedrag van gebruikers te analyseren. Aan de hand van die gebruikersinformatie wordt getracht de MOOCs te remediëren.
Gezond businessmodel?
Hoe kunnen de universiteiten, ondanks al deze problemen en kinderziektes, MOOCs kosteloos blijven aanbieden? Twee jaar geleden vroeg De Tijd aan Koenraad Debackere, de algemeen beheerder van de KU Leuven, wat het businessmodel achter de MOOCs was. ‘Ze hebben er nog geen’, antwoordde Debackere toen.
‘Je kunt natuurlijk niet blijven middelen pompen in zo'n platform’, vertelt de algemeen beheerder nu. ‘Zoiets moet op den duur zelfbedruipend worden.’
‘Ik denk dat de MOOCs, en zeker de MOOCs in EdX (het platform waarop de KU Leuven enkele MOOCs aanbiedt, red.), de laatste twee, drie jaar geëvolueerd zijn in hun opzet. EdX heeft vandaag een heel duidelijk businessmodel, waarbij men duidelijk niet de puur commerciële kaart trekt’, vindt Debackere.
Het huidige businessmodel voor universiteiten die MOOCs aanbieden via EdX, vertrekt vanuit een eenmalige licentiefee. De instelling moet dan minimaal een viertal producties per jaar genereren. Afhankelijk van het traject waarvoor de instelling kiest, recupereert ze 30% à 50% van de inkomsten uit de MOOCs in functie van het gehanteerde kostenmodel. Want hoewel de MOOCs gratis te volgen zijn, betaal je als gebruiker minstens 50 dollar voor een officieel certificaat. ‘Het model is een stuk matuurder geworden’, besluit Debackere.
'Vandaag kost een MOOC de KU Leuven tussen de 20.000 en 40.000 euro'
Koenraad Debackere, algemeen beheerder KU Leuven
De KU Leuven biedt tot nu dus een zestal MOOCs aan via EdX. In 2014 vertelde Debackere nog aan De Tijd dat één MOOC al rap tussen de 50.000 à 100.000 euro kost. ‘Dat was een eerste ordegetal’, vertelt Debackere nu, ‘zonder rekening te houden met wat we zelf heel efficiënt kunnen doen. We hebben zo met LIMEL (het Leuvens Instituut voor Media en Leren, red.) een heel goede audiovisuele capaciteit in huis. Vandaag kost een MOOC dus eerder tussen de 20.000 en 40.000 euro. Bij heel complexe MOOCs met bijvoorbeeld complexe dynamische 3D-visualisaties, zal dat natuurlijk een stuk duurder uitvallen.’
Zes MOOCs maal zo’n gemiddelde van 30.000 euro, komt ruwweg neer op 180.000 euro dat de KU Leuven in het MOOC-project geïnvesteerd heeft. Deze investeringen worden vaak mede gedragen door projectmiddelen, verworven door promotoren die daartoe kunnen ingezet worden. Reken daar nog de licentiefee bij.
Klinkt veel, al is het duidelijk dat de KU Leuven heel afwachtend is geweest ten opzichte van het grote MOOC-verhaal. Dat vertelde rector Rik Torfs ook aan Veto vorig jaar. ‘Wij hebben niet meteen ingespeeld op de digitale mode omdat wij daar eerst voldoende over willen nadenken.’ Achteraf gezien misschien maar goed ook. Een grote universiteit als Oxford nam eenzelfde afwachtende houding aan: pas deze maand kondigde de Britse topuniversiteit aan mee te stappen in EdX.
McDonaldisering
Kleine voorspelling: de MOOCs komen hun groeipijnen te boven, worden steeds meer op een aangepaste manier geïncorporeerd binnen het academische curriculum en geven een extra boost aan levenslang leren. Daarbij wordt een belangrijk aspect uit het oog verloren waar - zeker in Vlaamse media - nauwelijks debat over bestaat: het neokoloniaal kantje van het hele MOOC-verhaal.
MOOCs als neokoloniaal vehikel, een ongemakkelijke waarheid? Dat mag nochtans geen verrassing heten. Al langer dan vandaag buigen academici zich over wat ‘de McDonaldisering’ van het hoger onderwijs wordt genoemd.
Kijk naar de ruimere internationale academische context. Die is behoorlijk ongelijk. Westerse, vooral Amerikaanse, universiteiten domineren niet alleen de (Westers geïnspireerde) rankings, maar bezitten ook veruit het meeste prestige en middelen om op een internationale schaal te opereren. De globale ongelijkheid binnen de academische wereld is een vaststaand feit.
'De MOOCS dreigen de wereldwijde dominantie van de Westerse universiteiten te versterken'
Philip Altbach, Center for International Higher Education (Boston College)
Samen met de globalisering krijg je Anglo-Amerikaanse universiteiten als ‘merken’ die net als bedrijven exporteurs worden van westerse onderwijsproducten en -methoden. Niet-westerse universiteiten of instellingen worden gedwongen in de rol van consument en gebruiker. Dat neokoloniaal noemen (voor alle duidelijkheid: de nieuwe, softere en subtielere variant van klassiek kolonialisme), is zo gek nog niet.
Die eenzijdige stroom van ‘The West’ naar ‘The Rest’ is wel degelijk problematisch. Academici noemen deze flow van informatie en methoden ‘transfers’. Daar knelt het schoentje: deze transfers vanuit het Westen worden, vaak op een niet-kritische manier, geadapteerd in niet-westerse culturen. De vraag hoe universeel die westerse praktijken en denkkaders dan wel zijn, dringt zich op.
Die implementatie van wat soms ‘vals (westers) universalisme’ wordt genoemd, gebeurt niet zelden onder formele of informele buitenlandse druk. De drang naar internationale erkenning drijft bijvoorbeeld niet-westerse universiteiten naar westerse methoden. Instituties als het Internationaal Monetair Fonds (IMF) of de Wereldbank dwingen ontwikkelingslanden naar een overhaaste overname van buitenlandse onderwijsmethoden.
Onderwijsvormen moeten altijd kritisch en cultuurgebonden worden geïmplementeerd.
Een voorbeeld is ‘Cooperative Learning’ of de praktijk van groepswerken, een populaire (en goedwerkende) didactische vorm onder Anglo-Amerikaanse universiteiten. Een integrale adaptatie in bijvoorbeeld Aziatische culturen zorgt voor een culturele mismatch en verlaagt de effectiviteit. Onderwijsvormen moeten altijd kritisch en cultuurgebonden worden geïmplementeerd.
Hetzelfde geldt voor MOOCs. Philip Altbach is onderzoeker aan het Center for International Higher Education aan het Boston College. In de bijdrage ‘Who Controls Knowledge?’ in The Chronicle of Higher Education neemt Altbach het neokoloniaal aspect van de MOOCs stevig onder vuur. ‘MOOCS dreigen de wereldwijde dominantie van de westerse universiteiten te versterken’, schrijft Altbach. ‘MOOCs kunnen lokale academische culturen bedreigen, alsook kennis op maat van een nationaal publiek.’
Na de hype, de ontnuchtering. Het MOOC-verhaal kent zoveel verschillende kanten dat een debat niet zou misstaan. Het buitenland is al mee, nu Vlaanderen nog.