longread> Reeks 'Je juge, donc je suis': de toekomst van het maatschappijdebat
Blaffen of bijten? De media, bewakers van het maatschappelijk debat
Toen Emile Zola in 1898 met een open brief in de Franse krant L’Aurore van president Faure een echt, openbaar proces eiste voor de van spionage beschuldigde kapitein Dreyfus, sloeg dat in als een bom.
De Joodse Dreyfus was door een krijgsraad op grond van vervalst bewijsmateriaal tot levenslang veroordeeld, maar met zijn beroemde ‘J’accuse…!’ kreeg Zola de zaak weer onder de aandacht, en ten langen leste werd Dreyfus in ere hersteld. Geen zaak die beter aantoont hoe machtig massamedia kunnen zijn, en waarom dat soms ook echt nodig is.
De vierde staatsmacht
De Belgische grondwet garandeert uitdrukkelijk dat ‘de drukpers vrij is’, en dat ‘de censuur kan nooit worden ingevoerd’ (art. 25). Een vrije pers is volgens velen een cruciaal element in een democratie. Zonder informatieverspreiding en vrije opinie kan je niet spreken van een gecontroleerde overheidsmacht.
De periode van de Dreyfus-affaire was cruciaal voor de ontwikkeling van die idee: aan het einde van de 19e eeuw werden de kranten het echte massamedium zoals we ze vandaag gewoon zijn. Het ging veel kranten voor de wind, en meer en meer gingen zij zichzelf beschouwen als behoeder van de ‘publieke sfeer’, van een maatschappelijk debat dat de macht voortdurend moet uitdagen met de logica van het argument.
Anderzijds ziet de pers het sindsdien ook als haar taak om de overheid te controleren. ‘Die overtuiging komt vrij vroeg op, en zorgt al gauw voor een sterk zelfbewustzijn bij journalisten’ zegt prof. Martin Kohlrausch, hoofd van de onderzoeksgroep Moderniteit en samenleving (MoSa).
'Wij zijn per definitie bezig met de waan van de dag'
Bart Eeckhout, opiniërend hoofdredacteur De Morgen
Dat de pers erg machtig kan zijn, bevestigt ook zijn collega prof. Leen van Molle: 'Er is een verschil tussen publieke en gepubliceerde opinie. De pers volgt de actualiteit op, maar stuurt die ook. Ze heeft eigen criteria om zaken al dan niet te publiceren, terwijl ze zich verschuilt achter de publieke opinie.’
Toch is de controletaak van de pers belangrijk, stelt Bart Eeckhout, opiniërend hoofdredacteur bij De Morgen. ‘De pers moet machthebbers aansprakelijk stellen voor wat ze doen met hun macht door er met een open, geïnteresseerde, maar ook kritische blik naar te kijken. Het is niet onze taak om regeringen ten val te brengen, maar we moeten wel onbevangen alle feiten aan het licht brengen. Onze agenda mag daarbij natuurlijk niet eenzijdig zijn.'
Sensatiezucht
Het verhaal van de kritische media is niet onomstreden. Sommigen zien een succesverhaal. Door goede economische modellen, onafhankelijkheid en een sfeer van persvrijheid en competitie is de pers meer en meer in staat zich kritisch op te stellen. Kohlrausch nuanceert: ‘er zijn historici die benadrukken dat als het publieke debat echt opkwam tijdens de 18e eeuw, het tijdens de 19e eeuw alweer achteruit ging, omdat het door commercialisering meer om winst draaide dan om het goede argument.
Dat verwijt van een al te economische logica weerklinkt wel vaker: middelen zijn er als er lezers zijn, en als die op zoek zijn naar sensatie, moeten ze krijgen wat ze willen.
'Er zijn niet echt redenen om pessimistisch te zijn'
Filip de Rynck, bestuurskundige UGent
Toch is louter berichten over het ‘grotere plaatje’ een utopie, aldus Eeckhout: ‘wij zitten dicht op het nieuws en dat biedt voordelen, zoals snelheid. Wij zijn geen historici of sociologen: wij zijn per definitie bezig met de waan van de dag. Toch heeft onder andere de verkiezing van Donald Trump tot bezinning geleid bij de media. Het is nuttig eens in eigen hart te kijken en de zaken weer op scherp te zetten.’
Het is niet allemaal kommer en kwel, benadrukt prof. Filip de Rynck, bestuurskundige aan de UGent: ‘Er wordt vaak negatief gedaan over de media, maar als je de situatie nu vergelijkt met toen de kranten nog in de zuilen zaten, zijn er niet echt redenen om pessimistisch te zijn. Er is hier geen Berlusconi die de media beheerst, en geen tabloids.’
'Van meet af aan duikt ook censuur op. Pas in de late 17e eeuw maken ideeën als persvrijheid opgang'
Leen Van Molle, onderzoeksgroep Moderniteit en Samenleving
Als er één probleem is, aldus prof. De Rynck, dan is het de (te) snelle opeenvolging van thema’s: ‘het is allemaal zo vluchtig. Maar kun je dat de pers verwijten? Ook politici lopen van brandhaard naar brandhaard. Toch bestaat de echte democratische bijdrage van de media in diepe onderzoeksjournalistiek, het uitspitten van zaken, het doorvragen. De zaak van de Panama-papers, dat is een voorbeeld van goede samenwerking. Maar een journalist twee maanden vrijmaken is duur natuurlijk.’
Kranten toen en nu
Sinds Caesar tijdens zijn consulaat in 59 voor Christus de ‘acta diurna’ invoerde, een affichering van de belangrijkste staatsberichten op een aantal openbare plaatsen, hebben de media geleidelijk opgang gemaakt.
De eerste echte kranten dateren uit de vroege 16e eeuw, aldus prof. Leen van Molle. 'Het gaat plots snel met de boekdrukkunst. Toch zien we van meet af aan ook censuur opduiken. Mensen die willen publiceren moeten licenties betalen om dat te mogen. Indien te kritisch voor de overheid werden die weer ingetrokken. Het is maar in de late 17e eeuw dat ideeën als persvrijheid opgang maken.’
'In 1900 waren er in Duitsland meer dan 4.000 kranten, waarvan sommige tot vier keer per dag verschenen'
Martin Kohlrausch, hoofd onderzoeksgroep Moderniteit en Samenleving
Het echte gouden tijdperk van de pers is de late 19e en vroege 20ste eeuw. ‘Dan komt de ontwikkeling in hoge snelheid terecht, dankzij een aantal technologische ontwikkelingen die het makkelijker maakten goedkoop en snel kranten uit te geven. Ook socio-economische veranderingen, meer welvaart, speelden een rol,’ aldus prof. Kohlrausch. ‘In 1900 bereikt dat in Duitsland een hoogtepunt: toen waren er meer dan 4000 kranten, waarvan sommige tot vier keer per dag verschenen. Een stad als Kortrijk had er tien. Dat is vandaag onvoorstelbaar.'
De openbare omroep
Vandaag is de krant maar één medium onder de vele: sinds hun uitvinding hebben radio en televisie een groot deel van de informatieverspreiding overgenomen. Wie het Eén-programma Van Algemeen nut heeft gevolgd, weet dat naast opvoeden en entertainen ‘informeren’ sinds de stichting in 1953 één van de pijlers is van onze openbare omroep.
Toch functioneert die anders dan een krant, aldus Johny Vansevenant, wetstraatjournalist bij de radio. ‘De openbare omroep vraagt neutraliteit. Bij kranten is dat niet zo. Wij zijn verplicht om alle stemmen een plaats te geven. Maar los daarvan zijn wij wel een enorme megafoon. Wij zijn nog steeds vaak het meest gehoord, gezien of gelezen.’
'Kranten, nieuwsoverzichten en duidingsprogramma’s helpen mensen het kaf van het koren te scheiden'
Johny Vansevenant, wetstraatjournalist bij de radio
De rol van de journalist is daarom vooral informatief volgens Vansevenant: ‘je moet vooral weten wat er beslist is, dat begrijpen, en de beweegredenen daarvoor weergeven. Bijvoorbeeld over de kernuitstap: wie is er voor, wie tegen en waarom. Als er een schandaal is, moet je daar op inpikken, maar ik ga er nog steeds van uit dat het meeste wat in de politiek gebeurt koosjer is. Misschien dat 1% van onze berichtgeving over schandalen gaat.’
Traditionele media hebben daarbij hun relevantie zeker niet verloren: ‘voor veel mensen is het vandaag nog moeilijk door de bomen het bos te zien. Kranten, nieuwsoverzichten en duidingsprogramma’s helpen mensen het kaf van het koren te scheiden. Wij proberen die zaken mee te geven die voor velen relevant zijn, en dat op een begrijpelijke manier.’
In welke vorm dan ook, media zullen altijd nodig zijn. Problemen en schandalen zijn immers van alle tijden: ook vandaag had Zola zijn werk gehad. Toch zullen media zich moeten heruitvinden: internet en smartphones hebben de snelheid van informatieverspreiding enorm verhoogd. Of er aan die snelheid nog ruimte is voor reflectie en redactionele kwaliteit leest u in het volgende nummer.